Driewerf hoera voor de inspectie

Ton van Haperen is tevreden met de inspectie

van Haperen portretIn het AOB-blad van 23 januari schrijft Ton van Haperen over het “epidemisch wantrouwen jegens de inspectie”. Hij neemt het op voor de inspectie: die doet weinig verkeerd en is noodzakelijk, een zwakke school doet kinderen tekort.

Hij maakt de vergelijking met een bedrijf: als dat slecht functioneert gaat het failliet. Een slechte school wankelt gesubsidieerd verder.

Het “naar binnen gekeerd gejammer” op scholen kost 30 miljard per jaar. De cultuur op scholen is te weinig zelfreinigend, de oorzaak is “een cocktail van anarchie, zelfgenoegzaamheid en lamlendigheid met mentale incontinentie als resultaat”.

tekst column van Kalshoven

Van Haperen is columnist en wordt geacht prikkelend en provocerend te schrijven. Zijn argumenten komen uit onverdachte hoek, want hij geeft zelf les en weet dus heel goed hoe het er op scholen toegaat.

Toch zijn er wel wat bedenkingen tegen zijn “driewerf hoera voor de inspectie”, ik besluit hem een mailtje te sturen met de vraag om wat meer uitleg:

Geachte heer van Haperen

Ik las met interesse uw column over de inspectie in Onderwijsblad 02.  Ik ben het met u eens dat er een systeem van checks and balances moet zijn, het gaat om heel veel gemeenschapsgeld en slecht onderwijs doet onze kinderen te kort.
Toch blijf ik met enkele vragen zitten:

1. Is het echt zo slecht gesteld? Ik kan me haast niet voorstellen dat in deze tijd, waar de schijnwerpers zou op het onderwijs gericht zijn, waarin besturen de mond vol hebben van good governance en zelf ook steeds meer ter verantwoording worden geroepen nog steeds scholen kunnen voortbestaan die echt slecht werk afleveren. Het management is voortdurend bezig de resultaten tegen het licht te houden en vergeet ook niet de rol van kritische ouders en leerlingen. Frank van Kalshoven (in de Volkskrant van vorige week zaterdag) spuide ook forse kritiek (op het basisonderwijs), alsof het daar een enorme puinhoop is, terwijl ruim 97% volgens de inspectie voldoet aan de norm. In het vervolgonderwijs is dit 95%.
Ik stel deze vraag vooral om een lans te breken voor die duizenden onderwijzers en leraren die elke dag heel hard hun best doen goed onderwijs te verzorgen.

2. Het is duidelijk dat inspectie nodig is, maar een van de grote bezwaren die tegen de inspectie worden aangevoerd is hun steeds verder gaande inmenging in wat er in de klas gebeurt. Inspecteurs gaan steeds meer bepalen wat leraren moeten doen. Er gaan stemmen op die zeggen dat de inspectie haar mandaat steeds verder oprekt. Onlangs verklaarde zelfs staatssecretaris Dekker dat scholen zich minder moeten aantrekken van de inspectie. Wat is uw opvatting hierover?

3. De inspectie heeft veel macht: als een school het predicaat (zeer) zwak krijgt levert dit een enorme berg extra werk op voor een school, vooral op het gebied van plannen schrijven en verantwoorden. Er is een school dus veel aan gelegen de inspecteur te vriend te houden: hoe vaak wordt gesjoemeld met de rapportage? Hoe vaak wordt gedaan aan “window-dressing”? Kunstjes die meteen worden afgeschaft als de inspecteur weg is? wat vindt u van dit (onbedoelde) bij-effect?

4. Ten slotte: u geeft zelf les, u heeft natuurlijk te maken gehad met inspectiebezoek. Hoe ervoer u de afvinklijstjes? U weet natuurlijk dat een compleet afgevinkt lijstje niet garandeert dat je een goede leraar voor je hebt en omgekeerd zijn er uitstekende leraren die lessen geven waarvoor maar heel weinig vinkjes kunnen worden uitgedeeld.

Ik zou het zeer op prijs stellen als u deze vragen zou willen beantwoorden. Met uw toestemming gebruik ik uw antwoorden voor mijn blog (net opgestart met een vooralsnog zeer beperkt aantal lezers).

Met vriendelijke groet, Martin Minnema

Vandaag kreeg ik antwoord:

Geachte heer Minnema,

Via Het Onderwijsblad ontving ik uw reactie op mijn column over de inspectie. Daarin stelt u een aantal vragen. U heeft het over onderwijzers die hun best doen. En ja, natuurlijk is dat zo. Maar er zijn ook onderwijzers die misschien hun best doen, maar er niks van kunnen. En onderwijzers die niet hun best doen. Het is een bont palet, die 200.000 leraren. En omdat er ook schoolleiders zijn die hun best doen en schoolleiders die dat niet doen, is er een inspectie. Gelukkig maar. Mijn ervaringen met de inspectie zijn ook niet negatief. Ze komen gewoon kijken en als er niks aan de hand is, gebeurt er niks. Afvinkslijstje, die autistisch invullen en afrekenen, het zal best een keer gebeurd zijn, maar ook niet vaker dan dat. Je kunt bovendien ook altijd wat terugzeggen. En ik durf de stelling wel aan dat inspecteurs in Nederland in vergelijking met hun collega’s in de Angelsaksische onderwijscultuur bepaald terughoudend zijn. Die hele negatieve houding jegens de inspectie, zowel bij leraren, schoolleiders als onderwijsvernieuwers, het is vooral emotie. En wat Sander Dekker daarvan vindt, nou ja, niet echt interessant,

Met vriendelijke groet, Ton van Haperen

Tsja, hij gaat niet echt in op mijn vragen.  Opvallend is, dat hij kennelijk helemaal geen slechte ervaringen heeft met de inspectie.
Of onderwijsvernieuwers ook zo negatief zijn over de inspectie betwijfel ik. Zij gebruiken de kritiek die de inspectie heeft op scholen juist oinspecteursm hun argumenten kracht bij te zetten. Dat is geen emotie, dat is handel. Zij willen namelijk graag de cursussen, coaching en interimmanagement verzorgen. De inspectie luistert juist weer teveel naar de onderwijsvernieuwings-goeroes die vanaf de zijkant staan te vertellen hoe wij het allemaal beter moeten doen.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.