Kleuters

Mijn eerste aanstelling in het onderwijs was op een lagere school. Ik werkte daar niet zo heel lang en had zo’n dertig jaar onderwijservaring in andere vormen van onderwijs opgedaan toen ik weer op een basisschool ging werken.
Een van de grootste verschillen met vroeger was voor mij de aanwezigheid van heel kleine kindertjes. Lagere school was inmiddels basisschool geworden en daar zitten ook kleuters op.

Ik zag ze langskomen, observeerde de lessen van hun juffen en praatte vaak met ze. Ik genoot van de onbevangenheid waarmee ze zich tot je richtten en het complete vertrouwen.
“Jij bent de baas van de wereld, hè?” zei er eentje tegen me. Toen ik deze bewering enigszins had gerelativeerd stelde hij vast dat ik in ieder geval wel de baas van de hele school was. En dat was zo.

Ik ontving de nieuwe ouders in mijn werkkamertje en vroeg ze altijd waarom ze voor mijn school gekozen hadden. Meestal kreeg ik een antwoord waarin de woorden normen en waarden voorkwamen. Mijn school was Protestants Christelijk en de ouders verwachtten dat zo’n school wel flink wat tegenwicht zou bieden aan de verloedering buiten de poorten.

Ik vertelde ze maar niet dat ik zelf niet zo’n duidelijk beeld had van onze aanpak op moreel terrein, ik vond het belangrijk dat we goede meesters en juffen hadden met het hart op de juiste plaats. Ik had er het volste vertrouwen in dat die hun lessen niet zouden beperken tot alleen de schoolvakken. Praten over gedrag en over goed en fout gaat vaak tussen de bedrijven door. Elke goede leerkracht weet de juiste momenten daarvoor aan te grijpen.

Bij het aannemen van nieuwe collega’s had ik eigenlijk alleen maar oog voor de pedagogisch-didactische kwaliteiten en vond het minder belangrijk of iemand en regelmatig kerkganger was.

Dat is me nog eens lelijk opgebroken toen ik werd gebeld door een boze collega-directeur. Ik had een van mijn stagiaires geadviseerd bij haar te solliciteren en had haar een lovende referentie gegeven. Tijdens het sollicitatiegesprek was duidelijk geworden dat mijn stagiaire niet Christelijk was. Ik realiseerde me dat ik daar nooit naar had gevraagd.

Dat de ouders er inderdaad op mochten rekenen dat wij ons best zouden doen de kinderen op te voeden tot prettige, sociale mensen kwam dus niet zozeer voort uit de Protestants-Christelijke identiteit van de school maar meer uit een verantwoordelijkheidsgevoel richting maatschappij: goed onderwijs draagt bij aan een betere samenleving.

Dat er goed onderwijs geleverd werd zag ik al heel snel. Ik stond versteld van de soepele en liefdevolle manier waarop de leerkrachten omgingen met al die wriemelende kleintjes. Met spelletjes, liedjes en rituelen zagen ze kans al heel snel allemaal individu’tjes samen te laten werken en op een prettige manier de dag door te komen. Er werd naar hartenlust gespeeld en geleerd en tot mijn verbazing snapten zelfs de allerjongsten dat ze af en toe geduld moesten hebben (je kunt niet allemaal tegelijk in de poppenhoek spelen) en rekening moesten houden met elkaar.

Ik wist dat de leerkrachten van groep een en twee hun vak zeer goed verstonden maar had soms toch weleens twijfel aan de goede afloop als ik een nieuw kind (dat binnenkort vier zou worden) aannam. In een geval begon het kleintje al tijdens het aannamegesprek mijn kamer te verbouwen (de moeder gaf haar lauwe pogingen haar kind in toom te houden al snel op); de juf zou  een flinke kluif hebben aan Chantal.

In een ander geval moest ik meerdere ernstige gesprekken voeren met een vader (die vaak niet kwam opdagen en anders te laat kwam) die zijn zoontje door dik en dun steunde (Arif had losse handjes, geen respect voor de juf wilde nergens aan meedoen). Hij vond dat er niets mis was met zijn zoontje en dat de school problemen zelf maar moest oplossen. Hij gaf grootmoedig toestemming hierbij geweld te gebruiken, dat deed hij zelf ook.

Arif zat regelmatig bij mij op mijn kamer en ik kwam erachter dat het een heel slim mannetje was.
Ik vertelde hem dat ik wilde dat hij naar de juf zou luisteren en dat het veel leuker zou worden op school als hij gewoon meedeed.

Het heeft een tijdje geduurd, de juf heeft erg veel tijd en aandacht geïnvesteerd, maar na verloop van tijd ging het prima met Arif, ik stond er versteld van hoe goed hij in de groep functioneerde en hoe prettig de sfeer was nadat hij was bijgedraaid. Hij kwam nog wel eens op bezoek, het was net of ik een ander jongetje voor me had. We hadden een prettig gesprek, ik prees hem uitbundig en kreeg altijd een hand bij het afscheid.

Ik schrijf dit succes volledig toe aan de bekwaamheid van de juf, de prettige pedagogische sfeer op school en de goede organisatie. Van zijn thuis-situatie moest hij het niet hebben.

Het is mijn overtuiging dat de school een ongelooflijk belangrijke rol speelt in de vorming van kinderen tot aardige, niet discriminerende, sociale mensen.

Kinderen staan aan heel veel indrukken bloot, sommige worden a-sociaal, discrimineren of zijn van haat vervuld, maar ze beginnen blanco.

Ik weet zeker dat goed onderwijs een geweldig groot verschil kan maken en
spreek dus graag mijn steun uit aan alle hardwerkende juffen en meesters die verlangen dat hun belangrijke werk naar waarde beloond wordt.

 

Ik stuitte op dit filmpje, het is een prachtige illustratie van de omstandigheid dat discriminatie niet aangeboren is, maar aangeleerd.

Vooral kijken!

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Onderwijs

2 reacties

  1. Een heel leuk en herkenbaar filmpje!
    Zo hoorde ik indertijd van Erik nooit dat vriendje Terence een hazenlip had of dat Vijay niet wit was.
    En nu bij de kleinkinderen hetzelfde verhaal!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.