De lagere school

Uitgevers zijn altijd op zoek naar boeken die ze kunnen uitgeven die niet zoveel gekost hebben en toch veel geld opbrengen.

Marktonderzoek heeft ongetwijfeld aan het licht gebracht dat nostalgie het erg goed doet.

Als het aantal levensjaren toeneemt treden nostalgische gevoelens wellicht ook meer op de voorgrond.
Iedereen (behalve Henk Krol) weet dat pensionado’s over het algemeen goed in de slappe was zitten, dus ligt het voor de hand deze steeds groter wordende groep te paaien.

Het getuigt dus van briljant zakelijk inzicht dat er steeds meer boeken verschijnen die het verleden in beeld brengen en ook vaak romantiseren.

Ik heb een aardig aantal in bezit: fotoboeken over de vijftiger jaren (heerlijk zwart-wit en in elke straat maar twee auto’s), het grote jaren 50 en 60 boek en Gouden jaren van Annegreet van Bergen.

 

 

 

Mijn nieuwste aanwinst is De lagere school van Wim Daniëls.

De titel zegt het al, het boek gaat over de voorloper van de basisschool.
Ik zat zelf op een lagere school in Amsterdam en gaf er later ook les. Ik maakte de overgang van het oude systeem naar het nieuwe mee en zag er naar uit alle oude herinneringen weer eens op te halen.

Toen ik het boek doorbladerde kwamen moest ik meteen denken aan:

  • De meester die vertelde aan de hand van de schoolplaten (wij rekten de les expres door onbenullige vragen over details te stellen die de meester geduldig allemaal beantwoordde).
  • Het voorlezen uit verschrikkelijk spannende boeken.
  • De schoolmelk. Als het jouw beurt was mocht je met een scherp potlood gaatjes in de aluminium doppen prikken. Soms werden de kratten bij de kachel gezet omdat de inhoud gedeeltelijk bevroren was; toen wij de flesjes mochten leegdrinken zat er nog steeds een klont bevroren water in, de overgebleven romige vloeistof smaakte heel vies.
  • Het klaar-overen: ik behoorde tot de verkozen elite en voelde me apetrots en heel erg belangrijk met de witgekalkte koppel en spiegelei.
  • Het overblijven, boterhammen met theeworst waar ik na verloop van tijd zo’n genoeg van kreeg dat ik ze niet meer opat. Het kwam niet in mij op mijn moeder te vertellen dat ik liever ander broodbeleg had, er kwam pas verandering toen mijn moeder voor de derde achtereenvolgende dag het onaangebroken pakje brood in mijn schooltas aantrof.
    Als de andere kinderen naar huis gingen mocht ik boeken lezen uit de schoolbibliotheek.
  • Het afscheid na de zesde klas. Ik vormde met vriendjes een bandje dat muziek playbackte en zong een liedtekst die mijn grote zus had geschreven.
  • Mijn tijd als hospitant (vroeger heette je kwekeling), gedurende enkele maanden bij de meester die ik ook als kind had gehad. Als hij aan het begin van de dag “eerbiedig” tegen de kinderen zei vlogen ook mijn handen automatisch in de bidstand.
  • De allereerste dag op de Bilderdijkschool, waar ik drie dagen in de week les zou geven aan de zesde klas. Het hoofd van de school stond de andere twee dagen voor de klas. In mijn bijzijn scheurde hij de enveloppe open waarin de rekenopgaven van de Cito-eindtoets zaten. Die zou de volgende dag worden afgenomen, ik moest ter voorbereiding maar even kijken welke lastige onderwerpen aan de orde zouden komen, die kon ik dan even met de klas doornemen.
    Ik stelde als nieuwkomer geen vragen, maar heb mij in mijn eigen onderwijscarrière nooit meer schuldig gemaakt aan dergelijk frauduleus handelen.

Ik was daarna actief in veel andere onderwijssectoren en kwam terug toen de basisschool al lang een feit was. Voor mij was het grootste verschil dat er nu kleuters in de school rondliepen, die je heel vertrouwd een handje gaven als je met ze opliep.

In De lagere school komt in 32 hoofdstukjes heel veel langs, toch valt het boek een beetje tegen.

Daniëls baseert zich op zijn eigen ervaringen (hij is een jaar ouder dan ik), gesprekken met anderen en wat research.
Het boek is een beetje onevenwichtig: hier en daar lijkt het de pretentie te hebben volledig te zijn, wat onmogelijk is. Af en toe wordt uitgeweid over de voorgeschiedenis van het Nederlandse onderwijsstelsel maar heel veel komt niet aan bod.
Ik heb natuurlijk niet geturfd, maar ik heb de indruk dat hij nogal veel uitgaat van de situatie op katholieke lagere scholen in het zuiden van Nederland. Dat hij zelf op de Noord-Brabantse Sint-Jozefschool zat zal ongetwijfeld een rol spelen.

Hij maakt verder af en toe vergelijkingen met de stand van zaken op de basisschool anno 2018 en slaat hier af en toe de plank mis.

Het boek is mooi verzorgd, maar ik begrijp niet waarom de vormgever ervoor heeft gekozen de citaten uit oude kranten in schrijfmachineletters te zetten. Ik heb er begrip voor dat hij grafisch onderscheid wil maken tussen de tekst van de schrijver en die van de krant, maar deze oplossing is ronduit lelijk en wekt ook nog een verkeerde associatie: bij schrijfmachineletters denk je aan een brief, niet aan een krantenartikel.

De ondertitel van het boek luidt Toen alles nog heel anders was. Dat is goed geformuleerd, Daniëls maakt zich gelukkig niet schuldig aan romantisering (“Toen alles beter was”).

Al met al dus een lichte teleurstelling. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de schrijver zich er een beetje makkelijk van af gemaakt heeft. Nostalgie verkoopt, maar je bent het aan je lezers verplicht zo volledig mogelijk te zijn en goede research te plegen.

 

De Lagere school                  6 ½

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.