Guus Luijters

Je zou de naam van Sylvia Witteman kunnen noemen als de vraag gesteld wordt of Kronkel een opvolger heeft gekregen. Onder dit pseudoniem schreef Simon Carmiggelt talloze stukjes in het Parool. Ze speelden zich voor een groot deel af in Amsterdam en handelden over alle mogelijke types die hij (vaak in de kroeg) tegenkwam.

Witteman schrijft leuke stukjes, maar haalt zijn niveau niet.

Mijn zus maakte me attent op een andere mogelijke epigoon: Guus Luijters, die ook voor het Parool schrijft. Ze stuurde een link en ik las al zijn stukjes vanaf 14 september 2016.

Ik genoot ervan, vooral omdat ik ontdekte dat we heel veel thema’s gemeen hebben.
Hij is twaalf jaar ouder dan ik, maar groeide ook op in Bos en Lommer. Hij schrijft zelfs over een gevaarlijke expeditie die hij als jongetje ondernam naar de straat waar ik woonde. Hij moest daarvoor een afstand van 689 meter afleggen, van de Esmoreitstraat naar de Erik de Roodestraat.

30 JANUARI 2017, 08:09

Expedities naar de Amundsenweg

Toen de vriendin die ik op Zuid had ingeschat mij vertelde dat ze ook uit West kwam en wel van de Amundsenweg, kon ik haar vertellen dat ik als jongen Poolreiziger wou worden. En dat ik daarom net als Roald Amundsen ­mezelf wilde harden door ’s winters op het balkon te slapen.

Maar toen ik aan mijn moeder had voorgesteld mijn bed op het balkon op te maken, vroeg ze of ik helemaal betoeterd was, waarmee die kous af was.

Wat restte waren romantische tochten over de onbetreden sneeuw van het Zwarte Land dat voor mijn ogen veranderde in de sneeuwvlakten van de Zuidpool en al even gevaarlijke expedities naar de Amundsenweg en omstreken.

De Amundsenweg ligt bij de Erik de Roodestraat en dat was Rooms gebied, vandaar het ­gevaar. In het middelpunt bevond zich een grote Roomse kerk, de Sint Jozefkerk. Hij staat er nog, heb ik recent kunnen vaststellen, maar is inmiddels bezet door een Candy Castle Speel Paradijs, alles in roze, met klimnetten, glijbanen en kasteeltorens.

Om de kerk heen ligt het labyrint van een oud scholencomplex, met de Fatimaschool voor de meisjes en de Sint Dominicus voor de jongens. Er is geheimzinnige laagbouw met buitentrappen naar de verdieping en tussen de hoge huizenblokken liggen binnentuinen met vijvers en zwerfkeien, kom er eens om.

Boven iedere huisdeur hangt een tableautje met de afbeelding van een huis en daarboven R.K.C.W. en eronder D. Schaepman. “De paap was overal,” zei mijn vriendin die zelf in een huis van een socialistische onderwijzersvereniging woonde.

Door onderwijzers en leraren omringd werd ze als kind voortdurend gecorrigeerd, en als enige niet Rooms gezin aan de Amundsenweg hadden ze wel wat te verdedigen gehad.

Luijters heeft een prettige stijl, hij doet geen enkele moeite om “mooi” te schrijven, maakt ook weleens een foutje en houdt het kort.
Meestal is niet echt een compositie te herkennen. Hij schrijft op wat hij waarneemt en vindt kennelijk dat dit genoeg is. Dat is ook zo.

Ik stuitte op een aantal onderwerpen die toevallig ook in mijn stukjes een plek hebben gevonden:

Luijters Minnema
De Sint Jozefkerk aan de Erik de Roodestraat
Op zoek naar zeeglas aan de vloedlijn Ik noem het drijfglas; hebben we het over hetzelfde?
Het heerlijke gevoel bij het openslaan van een bibliotheekboek Die prachtige tijd dat je kritiekloos alles verslond dat op je weg kwam.
Een dubbeltje voor de Erepoort Ik schrijf ook vaak over Carmiggelt
Zorgvlied

Veel van zijn stukjes hebben me op ideeën gebracht, hoewel hij nogal wat ouder is dan ik voel ik een sterke verwantschap. Komt dat misschien omdat ik me nog steeds Amsterdammer voel?

Er zijn natuurlijk ook verschillen tussen ons: hij is een groot liefhebber van Jazz, een genre waarvan ik steevast buitengewoon zenuwachtig word. Hij brengt ook erg veel tijd in de kroeg door.

 

Ik kan het niet laten, als ik een oude foto zie van Amsterdam met mensen erop, kijk ik of ik mijn vader of moeder misschien zie, of mezelf. Laatst nog stond een foto van de Kalverstraat anno 1950 in de krant.

Ik zag de schoenenwinkel van Van Haren, de reusachtige Parkervulpen aan de gevel van Akkerman, de Arrowwinkel, ik zag tientallen mannen met hoeden in lichte regenjassen, vrouwen met hoedjes en omgeknoopte sjaaltjes, ik zag een auto en fietsen, maar mijn moeder met mij aan haar hand, zag ik niet.

In mijn zoektocht naar een passende illustratie bij een van mijn berichten stuitte ik wel op een foto die ik op mijn blog zette. Dit had ik heel goed kunnen zijn, aan de hand van mijn moeder bij Americain.

 

Tot slot een fraai staaltje van zijn humor:

Naar de boekwinkel op de hoek, waar ik met een van de dames een roddelig gesprekje aanknoop. Tot een al wat oudere vrouw die meeluister ons onderbreekt met de vraag wie ik ben.

“Ik ben Guus,” zeg ik.

“U schrijft toch die boeken over de Bijbel?” zegt de dame.

“Nee,” antwoord ik, “ik ben Guus Luijters. U bedoelt Guus Kuijer. Dat is mijn broer.”

“Ah, op die manier!” zegt de vrouw.

 

De stukjes van Guus Luijters:              9

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Gelezen

1 reactie

  1. Op zoek naar de erepoort kwam ik uw stukje tegen.
    Leuk!
    Twee kleinigheden: ‘epigoon’ is een naar woord en dat van de compositie bestrijd ik, ik maak er juist veel werk van, maar probeer het zo te doen dat je het niet merkt.
    Met een hartelijke groet, GLs

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *