Toen ik op de Pedagogische Academie zat was iedereen links.
Ik verheugde me er altijd op als één van mijn ouders jarig was, want dan zou er visite komen. De gasten werden in een grote kring gezet en kregen koffie en sherry. Mijn moeder had glaasjes met sigaretten op tafel gezet. Er zaten een paar zakenmensen bij, en iedereen weet dat die VVD stemmen. Ik verwachtte van hen een ander geluid te horen dan ik gewend was.
Mijn ouders hadden weinig verstand van handel of ondernemen en vonden het tamelijk minderwaardig als je op die manier je brood moest verdienen. (Toen een van hen een cadeau overhandigde informeerde mijn moeder of het wellicht een relatiegeschenk was geweest).
Mijn vader verheugde zich er al op dat hij flink met de rechtse kennissen in debat zou gaan, hij lokte hen eerst uit de tent en probeerde ze dan in de hoek te praten. Hij begon expres over Zuid-Afrika, want de kans was groot dat iemand iets in het voordeel van apartheid zou zeggen. Hij kon er dan bovenop springen en laten zien hoe vooruitstrevend hij was.
Mijn oom stemde D’66. Niet echt rechts, maar mijn vader kon er toch flink tegenaan, omdat D’66 een pragmatische partij was. Mijn vader sprak dat woord met zoveel weerzin uit dat ik lange tijd ben blijven denken dat het een negatieve kwalificatie was. De gasten lieten het gelaten over zich heen gaan, omdat ze het feest niet wilden bederven. De drank vloeide rijkelijk, maar men bleef fatsoenlijk.
(Als ik mijn vriendin mee naar huis bracht wreef mijn vader zich in de handen. Hij wist dat ze uit een katholiek milieu kwam, dit bood hem de gelegenheid haar ter verantwoording te roepen met betrekking tot de opvattingen van de paus. Het deed er niet toe dat zij meerdere keren had aangegeven niets meer met de Rooms Katholieke kerk van doen te hebben. Mijn vriendin vond het wel grappig en liet zich niet op de kast jagen).
Martin tegen Erik (gebogen achter de radar): “de macht van het kapitaal moet gebroken worden!” De anderen letten goed op of de bazen niet meeluisteren.
Toen ik mijn dienstplicht vervulde nam een van mijn maten me weleens mee naar huis. Zijn hele familie was rechts. Zijn ouders vertelden geamuseerd dat hun zoon onder mijn invloed flink aan het verlinksen was. Ze maakten zich geen zorgen want hij zou ongetwijfeld vroeg of laat van zijn dwalingen terugkeren.
Ik kon heel goed opschieten met Erik’s conservatieve familieleden: ze waren beschaafd, genereus en vriendelijk.
Je kunt onderscheid maken tussen links en rechts, maar eigenlijk betekent dit niet veel. Ik zal van mijn leven geen VVD stemmen, maar tref aan de linkerzijde van het politieke spectrum meer zure benepenheid aan dan bij rechts. De opstelling van de SP met betrekking tot de vluchtelingenproblematiek mag hier als voorbeeld dienen.
Als in de media gesproken wordt over twee kampen die tegenover elkaar staan in een debat wordt vaak gesproken over links-rechts, hoogopgeleid tegenover laagopgeleid of arm tegen rijk.
Een onderscheid dat bijna nooit gemaakt wordt is de tegenstelling tussen beschaafd en onbeschaafd. Deze in onbruik geraakte termen kunnen van toepassing zijn op rechtse en linkse mensen, arme en rijke en er is geen direct verband met het opleidingsniveau.
Toch is voor mij dit onderscheid van het grootste belang. Ik heb een grondige hekel aan schreeuwers en aan platte, domme en simplistische egocentristen.
Het is duidelijk waar ik de volgelingen van Wilders toe reken.
Ik kan mijn weerzin tegen deze platvloerse, domme mensen, die een stuitend gebrek aan empathie tentoonspreiden nauwelijks onderdrukken, maar kan hen nog enigszins begrijpen en verontschuldigen: zij weten niet beter. Ze denken dat hun leiders durven zeggen waar het op staat en op zullen komen voor hun belangen.
Maar ik heb de grootste verachting voor de volksmenners zelf. Zij weten wel degelijk beter en maken willens en wetens misbruik van de onzekerheid en angst van de mensen. Ze hitsen de mensen tegen elkaar op en ondermijnen de democratische rechtsstaat om er zelf beter van te worden.
Wat een verschil met mijn PA-tijd: Janmaat drukte zich naar hedendaagse begrippen nog heel bescheiden uit maar werd desondanks verguisd.
Wilders mag vrijuit twijfelen aan onze rechtsstaat en een revolte aankondigen als hij niet aan de macht komt. Trump mag liegen, schofferen en volslagen onzin verkondigen en Erdogan begint steeds meer op Mussolini te lijken.
Is het niet tijd de ouderwetse woorden beschaving en fatsoen weer eens nieuw leven in te blazen?
Ik deel de mening van Martin dat fatsoen en beschaving deugden zijn. Ook ben ik het met hem eens dat je zowel bij politiek rechts als bij politiek links deze deugden aantreft (evenals de corresponderende ondeugden). Maar kennelijk is het volgens Martin uitgesloten dat de volksmenner en zijn volgelingen dragers van deze deugden kunnen zijn. De vraag is dan: wanneer zijn politieke opvattingen dermate abject dat ze incompatibel zijn met innerlijke beschaving en fatsoen? Kan een Göring toch een beschaafd persoon zijn?