Burgerschap en hitsige dokters

Het is weer zover: iemand is met een lumineus idee gekomen het basisonderwijs opdracht te geven “aandacht te besteden aan” een maatschappelijke kwestie.

Meestal gaat het om obesitas, venerische ziekten, homoseksualiteit of milieubeheer. De minister gelast de scholen een onderwerp in het curriculum op te nemen, het onderwerp wordt opgenomen in het overzicht van landelijke schooldoelen of de scholen krijgen een gratis lespakket.

Scholen moeten proberen hier tijd voor in te ruimen, terwijl van de leraren ook verwacht wordt dat de prestaties op het gebied van taal en rekenen flink opgevijzeld worden. Er wordt dus maar weer wat tijd afgeknabbeld van de creatieve vakken of gymnastiek.

Dit keer is er de vraag of er op school gepraat kan worden over burgerschapskwesties: wat betekent het om in een democratie te wonen en wat houdt het begrip onafhankelijke rechtsstaat in.

Voor het eerst ben ik het eens met een suggestie. Ik vind het inderdaad belangrijk om al vroeg met de kinderen in gesprek te gaan en hen te vertellen over andere landen, waar het vaak niet zo fijn toeven is als in Nederland.
Onze democratische rechtsstaat is broos en staat onder grote druk, met name via de sociale media. Mensen met foute ideeën en grote monden dragen simplistische oplossingen aan voor complexe problemen en het vertrouwen in volksvertegenwoordiging en rechters wordt ondermijnd.
Het is erg belangrijk dat kinderen leren hoe belangrijk het is de democratie in ere te houden.

Voor de goede orde: we hebben het hier niet over vlagvertoon of over het aanleren van dat malle Wilhelmus.

Je zou kunnen wachten tot deze onderwerpen op de middelbare school aan de orde komen, maar sinds het vak staatsinrichting is opgeheven en er van geschiedenis, aardrijkskunde en maatschappijleer een slap soepje gemaakt is heb ik hier niet veel fiducie in.

 

#MeToo in witte jas

Drieduizend werknemers (vooral vrouwen) in de gezondheidszorg hebben een enquête met betrekking tot ongewenste intimiteiten ingevuld. Men is geschrokken van de resultaten. Vooral coassistenten en andere jonge artsen die nog een lage plaats innemen in de hiërarchie van het ziekenhuis zijn regelmatig slachtoffer.

In het nieuws werden drie voorbeelden genoemd: een oudere arts komt de personeelskamer binnen en merkt op dat het er naar sperma ruikt.
Een ander “pijpt” de deurkruk en vraagt een jonge collega of zij dit ook bij haar vriendje doet.
Ten slotte is er een dokter die een collega klemzet tegen de muur en haar probeert te zoenen.

Het lijkt me van groot belang ervoor te zorgen dat er verschillend gewicht wordt toegekend aan dit soort klachten.

In het eerste geval lijkt het mij voldoende als een (senior)arts zijn collega terecht wijst (“Dokter Boer doet zijn naam weer eens eer aan”). Het lijkt me dat aankomend artsen wel aan erger dingen zullen worden blootgesteld. Misschien moet deze jolige heelmeester eens aan zijn gevoel voor humor geopereerd worden.

In het tweede geval moet inderdaad de vertrouwenspersoon worden ingeseind, niet omdat een jonge collega in haar waardigheid is aangetast, maar vanwege de omstandigheid dat er een gestoord persoon in het ziekenhuis rondloopt. Stel je voor dat je zo’n man aan je bed krijgt. Dan nog liever een cliniclown.

In het derde geval is disciplinaire actie op zijn plaats. Niemand heeft het recht je lichamelijke integriteit te schenden en hier is duidelijk sprake van machtsmisbruik.

Het lijkt me in het belang van slachtoffers dat we niet alle klachten op een hoop gooien en ook een beroep doen op de weerbaarheid van jonge artsen en op het verantwoordelijkheidsgevoel van hun oudere collega’s. Als die niet wegkijken en laten merken dat bepaald gedrag ongewenst is zijn we al een heel stuk verder.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.