De ketting van Esmeralda
Onze zoon heeft in de branding een ketting gemaakt van schelpjes gevonden. Hij denkt dat wij het wel leuk vinden een dergelijk nautisch souvenir in de caravan te hangen.
Ik help hem snel uit de droom, we zullen ons uiterste best moeten doen Esmeralda (de eigenaresse van het kleinood) op te sporen.
Die zoekt inmiddels al enkele uren naar haar dierbaarste bezit, dat ze in de branding verloren is. Ze had de ketting natuurlijk af moeten doen vóór ze in zee ging maar de woeste golven hadden haar het hoofd op hol gebracht.
Ze had de ketting gekregen van haar moeder, die hem zelf gemaakt had, voor ieder levensjaar van haar enige dierbare kind een schelpje, 11 in totaal. Hoewel Esmeralda nu al 12 was zou er nooit een schelpje bijkomen, want haar moeder had voor eeuwig de ogen gesloten….
Haar toch al fragiele gezondheid was nog verder achteruit gegaan toen Esmeralda’s vader er met zijn jonge secretaresse vandoor ging, zijn vrouw en dochter in bittere armoede achterlatend.
Esmeralda had de hand van haar stervende moeder vastgehouden en beloofd dat ze de ketting nooit zou kwijt raken.
Ontroostbaar liep het arme weesje nu heen en weer, haar voeten zakten telkens weg in het zuigende zand maar ze wilde, ze kón niet opgeven!
Haar zoekactie werd nog eens ernstig bemoeilijkt door het feit dat ze haar brilletje niet meer kon vinden. Dat had ze wel afgedaan voor ze de zee inging, maar toen ze terug gekeerd was bij wat ze dacht dat haar handdoek was lag het +12 optisch hulpstuk er niet meer.
Uitgeput sjokte het arme kind uiteindelijk terug naar de strandopgang. Daar, in het paviljoen, wachtte haar liefdeloze oom, die haar na het overlijden van haar moeder tegen zijn zin in huis had genomen. Hij zou ongetwijfeld al bezig zijn aan zijn zesde glaasje eilandbitter. Hij had een kwade dronk, dus de vooruitzichten voor de rest van de dag waren niet best.
Ze nam stilletjes plaats naast haar tante, die met een zuinig mondje een slokje nam van haar appelsap. Ze wist dat het geen zin had haar oom en tante op de hoogte te stellen van haar grote verlies, die vonden dat ze toch al teveel praatte over haar overleden moeder.
Zilte tranen druppelden op haar truitje.
Mijn zoon is niet onder de indruk geraakt van deze trieste historie. Na zijn vertrek hangt Esmeralda’s dierbare sieraad in de voortent. Soms loop ik er tegenaan en denk dan dat een eng beest zich in mijn haar wil nestelen.
Nr. 104
Na het bezoek aan de Boekenschuur neem ik plaats op een bankje voor de deur om te wachten tot Greet haar slag geslagen heeft. Op het andere bankje zit een mevrouw wier hoofd in een rechte hoek staat op haar lichaam. Ze houdt het een beetje schuin om toch te kunnen zien wat er voor haar gebeurt. Ze draagt ook orthopedische schoenen en is wellicht verstandelijk een beetje uitgedaagd.
Haar begeleider vraagt of ze nog iets voor haar mee moet nemen. “Nummer 104”, is het gedecideerde antwoord. “Die heb ik nog niet”.
Ik knoop een gesprekje aan en vraag welke boeken ze spaart. Het blijkt de serie Suske en Wiske te zijn. Ze woont in een tehuis in Schoorl en is met enkele medebewoners een weekje op Terschelling, ze zullen de volgende dag weer vertrekken. Ze nodigt ons uit om koffie te komen drinken thuis in Noord Holland, die “wordt door de gehandicapte mensen ingeschonken”.
Haar vriend, die bij zijn geboorte door moeder natuur ook niet helemaal perfect was afgeleverd, had zich beklaagd bij de verkoopster: de boeken van de Kameleon stonden zo laag dat hij er niet bij kon. De medewerkster had uitgelegd dat deze positionering te maken had met het feit dat de meeste lezers van deze boeken nog niet zo groot waren. Hij was niet tevreden geweest met deze uitleg en had zich snuivend omgedraaid.
De begeleidster komt triomfantelijk naar buiten met het begeerde nummer 104.
Eén blik volstaat: “Die heb ik al.”
Pak die bal!
Onze overbuurman heeft een doordringend stemgeluid. Dat heeft waarschijnlijk te maken met zijn indrukwekkende borstkas. Hij heeft ook erg veel haar op zijn rug, maar dit terzijde.
Hij heeft twee honden meegenomen naar de camping, oude beesten die niet veel méér doen dan amechtig hijgend in het gras liggen.
De buurman heeft iemand aan de telefoon en vertelt dat hij met Maaike niet veel meer kan doen dan wandelen langs de vloedlijn. Ik veronderstel dat hij over zijn echtgenote spreekt, maar later blijkt het te gaan om een van de honden. De andere heet Lobke.
De buurman of zijn vrouw gooien regelmatig een tennisbal enige meters weg en geven dan de opdracht “Pak de bal, Lobke”. Daar heeft het beest meestal geen zin in, zodat de opdracht steeds dringender herhaald moet worden. Meestal hijst het oude beest zich tenslotte maar wel overeind om zijn baasje een plezier te doen.
Is niet erg
Op een terrasje eten we een broodje en krijgen er een glas karnemelk bij. Op de rand van mijn glas bevinden zich enkele lippenstiftresten. Ik vind dat ik bij een prijs van €2,80 mag verwachten dat mijn glas is afgewassen en vertel het aardige meisje dat bedient dat er lippenstift op mijn glas zit.
“Is niet erg”, is haar milde reactie.
Enkele seconden later realiseert ze zich dat het waarschijnlijk niet zo is dat ik me verontschuldigd heb voor het feit dat ik het glas vies gemaakt heb.
Ik krijg een nieuw glas.
Nieuwe buren
Onze buren zijn gearriveerd en moeten in de regen hun tent opzetten. Over het weer is niemand ooit uitgepraat, dus als ik het ter sprake breng vertelt mijn buurman dat hij het beslist niet erg vindt dat het regent. “Ik heb de mest uitgereden, laat het nu maar lekker regenen” zegt hij. Hij spreekt van de infinitieven de laatste klinker niet uit en ik sta op het punt met hetzelfde grappige accent een komisch antwoord te geven als ik mij realiseer dat het niet uitgesloten is dat de spreker een Echte Boer is en wellicht altijd zo praat. Dat blijkt inderdaad het geval te zijn. Ik kan ter verdediging aanvoeren dat ik op het verkeerde been was gezet door de omstandigheid dat de nieuwe buren niet per tractor maar met een Volvo hun opwachting hadden gemaakt.
Ik overweeg mijn vergissing goed te maken door te informeren of hij op Caroline heeft gestemd en wellicht lid is van de Farmer’s Defence Force, maar besluit me niet op dit gladde ijs te begeven.
Oude zeerob
Ik ben op het kantoortje om te betalen voor het kortstondige verblijf van mijn jongens op de camping. Als de eigenaar mijn naam opzoekt in de computer komt hij aanvankelijk met de verkeerde Minnema op de proppen: Fokko. Dat verbaast me niet, omdat ik wist dat Fokko met vrouw en dochter op dezelfde camping staat als wij. Het zijn vrienden uit Almere. Ik ben even in de verleiding om de kosten op zijn rekening te laten zetten, maar besef dat dat altijd uitkomt.
Als we ze treffen zegt Frouke dat ik lijk op een oude zeerob.
Ik begrijp haar associatie: mijn haardos is enigszins wild uitgeschoten en ik ben van nature toebedeeld met zoveel pigment dat ik altijd in no time behoorlijk bruin ben.
Aangezien ik heel veel boeken heb gelezen die zich op zee afspelen en in een ander leven wellicht inderdaad de wereldzeeën heb bevaren (de blik met toegeknepen ogen op de horizon gericht), ben ik wel verguld met mijn nieuwe imago.
Kinderwens
Af en toe rijdt er een busje over de camping waarin zich twee werkstudenten bevinden die in hoog tempo tenten opzetten voor mensen die dat zelf niet willen of kunnen doen. De tenten zijn ruim en van alle gemakken voorzien: tafel, stoelen, koelbox en matrasjes.
Als ze aanstalten maken een nieuwe tent op te zetten loopt mijn buurman op hen af: “Mag ik een brutale vraag stellen?” De werkstudent antwoordt dat voor hem geen verkeerde vragen bestaan. “Zegt u het maar. Tafels, stoelen, een kinderwens, wij maken het in orde.” Het blijkt om enkele matrasjes te gaan, onze buurman mag ze meteen meenemen.
Stokken smijten
Je ontkomt er niet aan op Terschelling: er is altijd wel een familie bezig met een ingewikkeld spel waarin met stokken gegooid wordt naar balkjes die rechtop in het gras staan. Wie alles van zijn tegenstander heeft omgekeild is winnaar. Maar er zijn regels en er is altijd wel een lid van het gezelschap dat ervoor zorgt dat hieraan strikt de hand wordt gehouden.
Zo moet je de stokken gebruiken om de balkjes te raken, maar af en toe moet dit juist gebeuren met gebruikmaking van een ander balkje. Heel af en toe wordt een gesneuveld balkje aan het spel onttrokken, maar meestal wordt het weer teruggezet.
Middenin het speelveld staat een wat groter stuk hout, dat van enige ornamenten is voorzien. Dat is de Koning, maar ik heb er ook een gezien die gemodelleerd was naar de Brandaris.
Dit speciale element wordt het hele spel door ongemoeid gelaten maar moet er als laatste aan geloven. Je mag er echter niet zomaar met je stok naar gooien, je moet hiervoor diep bukken en dan tussen je benen door werpen. Degene die de koning of de vuurtoren heeft doen sneven is de winnaar. Niet zelden dringen de verliezers aan op een snelle revanche. Ze doen gelukkig nooit een beroep op mij hieraan een bijdrage te leveren.
De vlag van Terschelling
“Reade wolken
Blaue lucht
Gele helmen
Grien ges
Wyt sân
Dat is ’t wapen fan Schylgerlân.”
Je begint er pas echt een beetje bij te horen als je vlaggetje begint te rafelen.
Leuk beeld van jullie vakantie. Klinkt goe En dan heb je nog niet eens het glas in lood genoemd.
Wat een leuke bundel verhaaltjes van vakantieobservaties! BTW, je weet toch wel dat mijn roepnaam is afgeleid van een van mijn vele (!) doopnamen? Juist ja, Esmeralda! 🙂
De vlag van Terschelling is wel zeer actueel en inclusief.
Daar kun je op de Gay Pride mee voor de dag komen!
Je hebt inderdaad een zeerobbenuiterlijk, maar het staat je goed!
Hij is leuk Martin!
Hoi Martin, leuk om iets over jullie ervaringen op Terschelling te lezen!
Fijne vakantie verderxxx
Winniefred
Allemaal heel leuk Martin! En dat zeerobben imago past precies!