Er zijn meerdere redenen waarom ik niet graag op de Intensive Care terecht zou komen, misschien is wel de belangrijkste dat ik mij ervan bewust ben dat het tot de taak van de verpleegkundigen behoort om regelmatig patiënten te keren.
Ik zal er zelf niet veel van merken, want ik heb begrepen dat ze daar allemaal in kunstmatige slaap op hun buik liggen, maar de verpleging heeft het al moeilijk genoeg.
Een gezet persoon moet accepteren dat hij in het intermenselijk contact te maken heeft met nogal wat open deuren en goedbedoeld advies.
Het gaat natuurlijk bijna altijd over eten. Mensen vertellen mij wat ik wel en niet moet eten en vervallen vaak in een uitgebreide monoloog over hun eigen eetgewoonten.
Mijn statuur suggereert frequent bezoek aan een MacDonald’s en dat moet natuurlijk bekritiseerd dan wel afgeraden worden.
Er is een gouden regel die voor mij in al dit soort gesprekken bewezen wordt: wat lekker is, is ongezond en omgekeerd.
Met het heilig licht in de ogen vertellen zij wier BMI picobello is me welk gruwelijk lijden obesitas kan veroorzaken.
Ze realiseren zich niet dat ik daar zelf natuurlijk ook wel eens een enkele gedachte aan gespendeerd heb. Dat gaat helemaal vanzelf als je voortdurend het equivalent van een forse kleuter mee moet torsen. Als je een kleuter op je schouders hebt zegt die nog weleens iets leuks, maar de dag moet nog aanbreken dat mijn buik grappig uit de hoek komt.
Als ik vertel dat er erg veel prettige activiteiten zijn die de mens in zittende toestand kan uitvoeren wordt meewarig met het hoofd geschud.
Weer komt er een verhaal van wat men zelf allemaal pleegt te doen op het gebied van lichaamsbeweging. Enthousiast wordt het aantal uren genoemd dat in sportscholen wordt doorgebracht. Niemand vertelt de waarheid: dat het uitermate stompzinnig, geestdodend en vooral sáái is om voortdurend zwetend dezelfde handeling te herhalen.
Simpele, repetitieve handelingen zijn wellicht aanlokkelijk voor onze medemensen die een plaatsje bekleden hoog binnen het autistisch spectrum, normale mensen hebben het na vijf minuten wel gezien.
Fietsen en wandelen zijn erg handige middelen om ergens te komen waar men moet zijn. Als men nergens hoeft te wezen en na verloop van tijd gewoon weer thuiskomt is er dus sprake van een tamelijk nutteloze exercitie.
Er zal nooit eens iemand zijn die zegt: oké, je bent wat te zwaar, so what?
Als er geen preek komt kunnen je gesprekspartners het ook over een andere boeg gooien:
- We zijn allemaal slachtoffer van de eetcultuur! Overal is voedsel te krijgen, het meest slechte eten is goedkoop en voor gezond eten moet je veel geld betalen.
- We zijn eigenlijk nog jagers-verzamelaars: het was destijds heel verstandig je vol te stoppen als de gelegenheid zich voordeed. Je wist maar nooit hoe lang de volgende maaltijd op zich zou laten wachten.
- Het is allemaal zo cultuur-bepaald! In onderontwikkelde landen is het juist een teken van welvaart en voorspoed als je veel vet hebt. Een mager stamhoofd kan niet rekenen op respect van zijn onderdanen.
De ergsten zijn natuurlijk zij die verkondigen dat ze kunnen eten wat ze willen, ze komen toch niet aan! Ze zeggen dat op verontschuldigende toon met een uitgestreken gezicht, je zou ze een schop voor hun zelfgenoegzame kont willen geven.
Maar een dik persoon mag dat niet. Hij moet geïnteresseerd en dankbaar luisteren naar alle verhalen en adviezen en mag alleen maar knikken.
Gelukkig zijn er heel knappe wetenschappers die onomstotelijk hebben bewezen dat lichaamsomvang vooral genetisch bepaald is. Je bent niet dik omdat je teveel eet, maar omdat je vader het ook was!
Zo mag ik het horen.
Prima geschreven stukje Martin.
Met veel humor en zelfkennis en ‘oh zo waar’. Ik heb ervan genoten.
Even bedenken hoe ik je ‘schrijfsel’ in een vorm kan gieten om als lesmateriaal (uiteraard online) te laten dienen voor mijn NT2 leerders die opgaan voor het Staatsexamen Nederlands programma 1 en programma 2. (B1 en B2)