Toen ik directeur werd van een basisschool bleek dat de kinderen de teamleden – en dus ook mij – aanspraken met juf + voornaam of meester + voornaam.
De ervaring leerde dat kinderen hier geen enkele moeite mee hadden. Voor hen was dit even natuurlijk als het gegeven dat ze hun vinger op moesten steken als ze een vraag wilden stellen.
Ik vond het wel grappig op deze manier de aanspreektitel terug te krijgen die ik al lang kwijt was sinds ik in andere onderwijssoorten terecht was gekomen.
Het deed me ook denken aan de anekdote die mijn zus vertelde over haar vriend Ron, die ook onderwijzer was. Die had zojuist zijn intrek genomen in zijn nieuwe flatwoning toen de buurman zich kwam voorstellen: “Ik ben drs. de Vries”.
Ron had toen heel ad rem de begroeting beantwoord met: “Aangenaam, ik ben meester Bezemer”, waarna de buurman in zijn nopjes terugkeerde naar zijn eigen woning in de overtuiging dat het trappenhuis verrijkt was met nog een academicus.
Het beviel me wel dat de kinderen juf Annelies en meester Martin zeiden, ik vind het goed dat het verschil in rol tussen leerling en leraar op deze manier bevestigd wordt.
We verwachtten van de kinderen ook dat ze de leerkrachten met u aanspraken, wat ik een goede vormende gewoonte vind, bedoeld om kinderen duidelijk te maken dat je door niet iedereen te tutoyeren je respect toont aan volwassenen die over veel meer levenswijsheid beschikken. Dat niet elk groot mens dit respect verdient laat ik maar even in het midden.
Anno 2020 wordt nog maar weinig aandacht besteed aan aanspreekvormen. We zeggen geen excellentie meer tegen ministers en ik geloof dat je zelfs de koning met meneer mag aanspreken.
Ik was als kind onder de indruk als mijn vader zich meldde na het opnemen van de telefoon: “U spreekt met Minnema”. Ik vroeg me af welke leeftijd je bereikt moest hebben om je voornaam weg te laten. De tijd heeft me ingehaald.
Ik gebruik nog altijd mijn voor- en achternaam als ik mij voorstel en moest er een beetje om lachen toen ik Jeroen Krabbé dat hoorde doen als “Mister Krabbé”.
Maar ik blijf eraan hechten om ouderen en onbekenden zelf wel met u aan te spreken. Dat kost mij geen enkele moeite.
Ik was dus verbaasd toen ik dit stukje aantrof in mijn krant.
“Meneer” is voor deze briefschrijver een stigmatiserende en denigrerende term.
Vreemd, ik weet dat je als oudere persoon door allerlei omstandigheden van bijna alle waardigheid beroofd kan zijn, maar kan me voorstellen dat je er prijs op stelt dat dit minimale teken van respect wel gehandhaafd wordt.
Ik hoop dus dat als ik (God verhoede het) in een verzorgingshuis ben beland de verpleegkundige tegen me zegt: “Meneer Minnema, we komen u even naar het toilet helpen” en niet: “Nou Martin, het is tijd om te poepen”.
Zo behoud ik het best mijn identiteit!
Op het ROC waar ik werkte was het de gewoonte om iedereen, van hoog tot laag, bij de voornaam aan te spreken.
Toch gaf het me altijd een blij gevoel als leerlingen me ‘juf’ noemden. En dat gebeurde nogal eens.
We hebben het hier over volwassenen!
Op mijn school is er nog een variatie. De leerlingen hebben kennelijk moeite om “je” tegen me te zeggen en zeggen dan bijvoorbeeld: Greet, kan ik u even spreken?