Toen wij twintig jaar geleden ons nieuwe huis betrokken leek het een goed idee wat bomen te planten, twee in de achtertuin en één in de voortuin.
Die van de achtertuin zijn inmiddels verdwenen (een is in Friesland beland, waar hij het vast niet heeft overleefd en de ander is opgestookt door de buurman in diens open haard.)
De boom voor het huis staat er nog. We hadden destijds gekozen voor een naaldboom, omdat die ons herinneren zou aan onze geliefde Waddeneilanden. Op het moment dat ik deze Pinus Nigra plantte was hij kleiner dan ik, inmiddels groeit hij boven het huis uit. Er vielen hoe langer hoe meer naalden en dennenappels vanaf die ik allemaal moest opruimen en ook raakte de regenpijp verstopt omdat de dakgoot inmiddels vol lag.
Ik had van tijd tot tijd de onderste takken afgezaagd, wat resulteerde in een lange stam met een volle kruin. Op een zeker moment was mijn ladder niet lang genoeg meer en kreeg ik ook kwesties met de zwaartekracht.
Ik riep de hulp in van mijn goede vriend Erik, die over een ladder van voldoende lengte beschikte en die bovendien bereid was de klus te klaren.
Mijn bezwaren dat hij niet zo piepjong meer is veegde hij van tafel. Liep hij niet elk jaar de Vierdaagse? Hij hield bovendien zijn eigen tuin tuin bij en daar kwam flink wat zaag- en klimwerk bij kijken. Het zou een fluitje van een cent worden.
Naast ons huis loopt een smalle strook grond waarop wij destijds wat leuke plantjes hadden neergezet, waaronder een vijgenboompje, dat volgens de schenker veel beter tot zijn recht zou komen in de volle grond dan bij haar thuis in een pot.
De begroeiing had daar monsterlijke proporties aangenomen. De Wisteria stak zijn woekerende takken inmiddels al uit naar de tuinen aan de overkant van de steeg, het grappige vijgenboompje had inmiddels meerdere stammen van 10 cm doorsnede.
Was het nu zo geweest dat deze aanplant ons elke zomer met mooie blauwe bloemen verraste en sappige vijgen, dan zouden we er nog enig plezier van hebben gehad, maar ze hadden het te druk met wildgroeien. Ze produceerden een enkel blauw trosje en een paar miezerige kleine vijgjes, meer niet.
Nadat we eerst al de achtertuin op de natuur hadden moeten heroveren was het nu de hoogste tijd voor- en zijtuin aan te pakken. Als we nog langer wachtten zouden we het onderspit delven.
Aangezien met Erik het geriatrisch gedeelte van de hulptroepen was ingevuld zouden we voor de rest de hulp inroepen van ons nageslacht. Daar hadden we immers in de loop der tijd heel veel in geïnvesteerd, die konden eindelijk eens iets terugdoen. Als bonus kregen we er ook nog Sophie, de vriendin van mijn zoon bij, die erg hard kan werken zolang er geen spinnen in zicht zijn.
Om aan gezichtsverlies te ontkomen bood ik aan om zelf de dikste tak van de boom voor mijn rekening te nemen, maar toen ik enkele meters in de hoogte gevorderd was, de ladder onder mij voelde kraken en schudden en per ongeluk naar beneden keek besloot ik mijn missie te staken. Dikke mannen op ladders geven alleen maar ongelukken en ze hadden het al druk genoeg in het ziekenhuis.
Ik hield dus op intelligente wijze het touw vast waarmee we de takken lieten zakken en liet Erik, die qua bouw veel beter voor klimmen is toegerust, verder zijn gang gaan.
Later vertrouwde hij me toe dat hij er eigenlijk ook helemaal niet van hield als andere mannen aan zijn ladder zaten.
Ik had dus verstandig geopereerd.
Het jonge volkje was inmiddels samen met mijn echtgenote druk in de weer met zaag en snoeischaar in de strijd tegen het lagere groen.
Ze produceerden zoveel snoeiafval dat we uiteindelijk (met een grote aanhanger) drie ritten moesten maken naar de milieustraat.
Na afloop aten we moe maar voldaan patat.
Volgende week verder, want van mijn doelijstje is nog lang niet alles afgevinkt!
Moedig hoor Martin en zeker verstandig om het toch maar niet zelf te doen!
Het was een mooie klus, Martin. Je hebt er beeldend over geschreven.