Sedert een aantal maanden heb ik mij verdiept in de wereld van de postzegelverzamelaars.
Ik schreef hier eerder al een blog over, dit is de laatste over dit onderwerp. (Ik krijg nu al verwijten dat ik toch wel een erg saaie hobby heb).
Het a-typische element van mijn verzamelliefde is, dat ik volstrekt niet geïnteresseerd ben in wat de reguliere filatelist in extase kan brengen: een bijzonder stempel, een “plaatfout” of een aparte perforatie. Voor hem gaat het allemaal om schaarste: hoe minder ervan is, hoe leuker het wordt.
Ik voel me aangetrokken door de afbeelding op een postzegel, de rest laat me koud.
Mijn voornemen was een verzameling op te bouwen van alle Nederlandse zegels uit de tijd dat we nog guldens hadden, dus tot 2001. Dat is aardig gelukt, ik mis er nog 25, maar die zal ik nooit in bezit krijgen omdat ze heel zeldzaam en daarom heel duur zijn. De meeste zijn ongestempeld en goed te bekijken.
Vooral de oudere zegels zijn een lust voor het oog, ze zijn met heel veel liefde en vakmanschap gemaakt.
Ik ben dus op jacht geweest, op Marktplaats, Catawiki en de Verzamelaarsmarkt en ben op die manier in contact gekomen met een aantal lotgenoten en experts.
Ondertussen heb ik me ook verdiept in de theorie en de geschiedenis.
Ik heb een heel interessante periode meegemaakt maar nu is het klaar. Ik beperk me tot Nederland (met een klein uitstapje naar de Overzeese Gebiedsdelen) en ga niet door met het verzamelen van zegels uit andere landen.
Door puur toeval heeft Nederland een periode doorgemaakt waarin de voor de emissie van postzegels verantwoordelijken beschikten over durf, lef en gevoel voor schoonheid. Zij zorgden ervoor dat beginnende kunstenaars een kans kregen en dat er geëxperimenteerd kon worden. Het heeft prachtige postzegelkunst opgeleverd, uniek in een wereld waar over het algemeen staatshoofden en heraldiek de boventoon voerden.
Die periode heb ik gevangen en gedurende die zoektocht heb ik veel geleerd en waargenomen. In deze blog deel ik een aantal observaties en bevindingen met mijn lezers.
Ik leun hierbij zwaar op twee publicaties: Postzegelkunst van Christiaan de Moor en het Handboek Postwaarden van G. Holstege e.a.
- De eerste Nederlandse postzegel werd in 1852 gedrukt en had een afbeelding van koning Willem III. Hij had een waarde van 5 cent en was nog niet geperforeerd. Elke zegel die uitkomt krijgt een eigen nummer, deze postzegel is dus nummer 1. Naast frankeerzegels zijn er ook nog andere categorieën: port, luchtpost en Dienst. De laatste guldenzegel is van 2001, nummer 1983.
Daarna is er een korte periode geweest waarin de zegels een dubbele waarde-aanduiding hadden (gulden en euro), t/m nummer 2033. Vanaf nummer 2034 is alles in eurocent. Eind 2016 was men aangeland bij 3487.
- Aanvankelijk stonden er vooral koningen en koninginnen op, dit was gebruikelijk. In die tijd was het ook erg belangrijk dat de zegels niet makkelijk konden worden nagemaakt: ze vertegenwoordigden immers een geldwaarde.
Men maakte dus erg ingewikkelde patronen en versieringen, die moeilijk te vervalsen waren. Vanaf het begin van de twintigste eeuw hebben veel zegels een art-deco motief. - Er waren alleen nog maar grafische toepassingen, men maakte een gravure, die vervolgens met moderne druktechnieken werd gereproduceerd.
- In 1931 verscheen de eerste zegel met een fotomontage, inmiddels hadden de postzegels naast koningen en koninginnen (Wilhelmina) ook andere afbeeldingen, figuratief-grafisch.
- Naast “gewone” emissies kwamen er ook aparte series: zoals zomer-, kinder-, Olympische-, en Rode Kruiszegels.
- Een paar beroemde kunstenaars die ook een of meer postzegels hebben ontworpen:
de Bazel (de architect!), Pyke Koch, Jan Sluijters, Hildo Krop, Piet Kramer (nog een architect) , Crouwel, van Krimpen, Escher, Oxenaar, Max Velthuys, Bruna en Drupsteen. - Speciale reeksen kenden vaak een toeslag, het geld dat hiermee werd opgehaald ging naar goede doelen. De opbrengst was meestal aanzienlijk, het begon er uiteindelijk op te lijken dat ze een aanvulling vormden op de landsbegroting. Als een uitgave niet via de normale weg kon worden begroot kwam er een speciale postzegel…
Je kan bijna spreken van crowdfunding avant la lettre. - Je komt er dus achter dat er altijd een aanzienlijke groep is geweest die kennelijk genoeg te besteden had om een collectie aan te leggen van alle nieuwe postzegels.
- Wij kunnen ons nu niet meer zoveel voorstellen bij de notie dat er speciale gelegenheden waren die aanleiding vormden voor de uitgave van een speciale postzegel. Vroeger was het een manier om een onderwerp onder de aandacht van een zeer breed publiek te brengen: iedereen gebruikte immers postzegels.
- Er was veel kinnesinne rond de toekenning van aanvragen: waarom kreeg de ene het wel voor elkaar en de ander niet? En wie moest worden geportretteerd?
Wat opvalt is dat besluiten in die tijd nog vooral werden genomen door hooggeplaatsten: de minister had het laatste woord, maar ook jonkheren, freules, burgemeesters en invloedrijke industriëlen speelden een rol. In die kringen hield men zich traditioneel al vaak bezig met liefdadigheid. - Men nam geen blad voor de mond als de doelgroep benoemd moest worden: “onvolwaardige arbeidskrachten, behoeftigen, idioten en achterlijken”.
- Er ging veel discussie vooraf aan de beslissing welke waarde de nieuwe postzegels moesten krijgen. Dit hing samen met de posttarieven, die ook wel eens daalden!
- De PTT had een esthetisch adviseur in dienst, die verantwoordelijk was voor de afbeelding op de nieuwe zegels. Ook hier was erg veel discussie over en de uiteindelijke beslissing werd uiteindelijk helemaal boven in de organisatie genomen, vaak bemoeide de minister er zich ook mee en zelfs de koningin moest er soms bij worden betrokken, omdat er een wet was die bepaalde dat postzegels boven een bepaalde waarde de beeltenis van de vorst moesten dragen.
De vorstin stelde ook eisen: zo wilde ze op een bepaald moment niet met diadeem afgebeeld worden, alles werd dus aangepast. - Een groot staatsbedrijf als de PTT kon ook een typograaf in vaste dienst hebben en er was zelfs een postzegelschool!
- Ik was niet onder de indruk als mensen het hadden over het geschiedkundig element van postzegels verzamelen. Als je een plaatje van Michiel de Ruyter ziet weet je heus niet ineens alles van oorlogsschepen.
Wat wel naar voren komt is de maatschappelijke context: ik noemde al de regenten die overal een dikke vinger in de pap hadden, maar de verzuiling speelt ook een grote rol. Men portretteert onbekommerd Willibrord en Bonifatius, en ook het Bijbelgenootschap krijgt zijn eigen zegel. We kunnen ons nu niet meer voorstellen dat er ooit Kamervragen over postzegels werden gesteld en dat men in augustus 1944 (dus nog vóór de hongerwinter) al aan het vergaderen was over de uitgifte van een bevrijdingszegel. - De Duitse bezetter controleerde of er op postzegels niet het portret stond van een Jood…
- Zwarthandelaren kochten grote partijen postzegels op om hiermee hun zwarte geld wit te maken.
- En toen de oorlog voorbij was werd er rekening mee gehouden of iemand “goed” of “fout” was geweest. Om die reden kon je een opdracht mislopen of mocht je hoofd niet op een postzegel komen.
- Postzegels vertegenwoordigen natuurlijk geldswaarde en het gebeurde nogal eens dat ze gestolen werden of dat ze voor bedrijfspost bestemd waren maar privé werden gebruikt. Daar vond men wat op: na aanschaf kregen de zegels een bedrijfsperforatie. (Ik ben er enkele tegengekomen).
- Ze werden wel eens de “aandelen van de kleine man” genoemd. In oude verzamelboeken staat vaak de waarde genoteerd, soms duizenden guldens. Daar is niets van overgebleven. Je kunt nu voor een paar tientjes verzamelingen kopen waar destijds heel veel meer geld aan uitgegeven is.
- Als je een verzameling wilde aanleggen kon je niet om DAVO heen: deze beroemde firma gaf voorgedrukte albums uit. Je wist precies wat je al had en wat nog niet.
Het lijkt mij een hatelijk gezicht, al die lege plekken in je mooie verzameling. - Ik ben er ook achter gekomen dat het niet alleen om postzegels gaat. Er zijn liefhebbers van stempels (die sparen dus gestempelde postzegels op locatie: ik heb Deventer nog niet!), formulieren, plaatfouten en maximumkaarten. Dat zijn prentbriefkaarten voorzien van een postzegel die verband houdt met de afbeelding en die ook nog eens betekenisvol gestempeld is (?)
Als je hier obsessief mee bezig bent lijd je aan maximafilie. Echt waar. - Ik heb inmiddels met veel plezier de losbladige delen I tm VI van het monumentale Handboek Postwaarden gelezen. Veel droge kost, maar men heeft de gouden vondst gedaan alles te verluchtigen met originele poststukken. Je ziet het zwierige handschrift van weleer, de simpele adressering en de prachtige titulatuur (aan den hooggeboren weledelgestrenge hooggeleerde Heer..)
Je ziet ook ongelooflijk gecompliceerde formulieren, die op twintig verschillende manieren gestempeld, geparafeerd, beschreven en beplakt zijn. Dat was pas bureaucratie! - Ik ben op zoek naar de vervolgdelen, als ik ze nieuw zou aanschaffen zou dat ruim €300,- kosten. Een oproep op Marktplaats leverde een reactie op, maar ik vermoed dat de aanbieder niet bona fide was. Ze nodigde me uit honderd euro + €15,- verzendkosten over te maken omdat ze “alles had” waarnaar ik op zoek was, maar liet niets meer horen toen ik haar vroeg me een scan te laten zien van enkele titels.
Ik ben in gesprek met de uitgever en de schrijver, wie weet kan ik via die weg de hand op het missende materiaal leggen. Dit is vooral belangrijk omdat mijn lievelingsontwerpers (van Krimpen en Crouwel) hierbij zitten. - Mijn verzameling is nu jammer genoeg bijna compleet, ik zal niet meer het genoegen smaken een oud album open te slaan om dan een zegel te ontdekken die ik nog niet had.
- Ik heb echter wel heel wat genoeglijke uurtjes doorgebracht en ben nu in het bezit van een prachtige collectie. Er zitten juweeltjes tussen. Kom hem maar eens bekijken, ik heb er nog heel veel over te vertellen!