Leesplezier

Laatst vroeg een bezorgde grootvader mijn advies. Het ging niet zo goed met zijn kleinzoontje op school, wat kon hij daaraan doen?

Misschien had hij verwacht dat ik hem een of ander huiswerkinstituut zou aanbevelen, of anders een instructief computerprogramma, maar mijn advies luidde anders.

Ik ried hem aan zijn kleinzoon vooral veel buiten te laten spelen en zoveel mogelijk boeken te laten lezen. Dan zou alles volgens mij wel goed komen.

Er is op dit moment veel discussie over de positie van het literatuuronderwijs. De leeslijsten op de middelbare school worden almaar korter. Aan de omstandigheid dat leerlingen meestal kiezen voor de dunste boeken verandert natuurlijk niets (Oeroeg van Hella Haasse en Het gouden ei van Tim Krabbé blijven immens populair). De moderne talen worden op het gebied van verplichte literatuur ook nog eens gekoppeld aan het Nederlands.

Nu was het bericht te lezen dat aankomende leraren Nederlands niets meer hoeven te lezen van vóór 1900.
Hierop wordt door de gestaalde kaders van het literatuuronderwijs bitter gereageerd: als zelfs de leraren al geen kennis hebben genomen van Multatuli, Piet Paaltjens en de Ferguut, hoe moet het dan met de leerlingen?

Ik heb een blauwe maandag MO Nederlands gestudeerd en herinner me nog goed dat ik me verschrikkelijk zat te ergeren toen ik Floris ende Blancefloer en Van de Vos Reinaerde moest lezen. Ik las alles wat me onder de ogen kwam, maar kon hier niet doorkomen.
Je leest om meer te weten te komen en hebt daarvoor begrijpelijke taal nodig. Je moet niet hoeven te puzzelen om erachter te komen wat er staat!

Ik ben er dus niet zo rouwig om dat deze oude jongens van de lijst af zijn gehaald.

Ik vind het wel erg jammer dat kinderen steeds minder boeken lezen en steeds vaker met schermpjes in de weer zijn. Er is een heel groot verschil tussen het lezen van een roman en het raadplegen van een stukje informatie via Google.
Het is mijn vaste overtuiging dat het lezen van literatuur een onmisbaar onderdeel is van het opgroeiproces.

Er zijn ruwweg drie stromingen te onderscheiden in de discussie over (verplicht) lezen: traditioneel geldt de opvatting dat leerlingen op school in contact gebracht moeten worden met een breed aanbod van literatuur, ze kunnen dan van alles proeven en kunnen met behulp van deze ervaring vaststellen waar hun belangstelling naar uit gaat. Ze hebben dan een goede beginsituatie om verder zelfstandig te lezen.
Een ander uitgangspunt is, dat het er vooral om gaat dat kinderen lezen, het is niet belangrijk wat ze lezen. Geen verplichte lijst dus en Suske en Wiske is ook goed.

Een groeiende groep is van mening dat lezen uit de tijd is. In onze wereld nemen de snelle massamedia de belangrijkste plaats in en is een trage papieren informatiedrager volkomen gedateerd.

In het debat rondom het gebruik van de computer voor het leren wordt kennis vaak verward met informatie: van het laatste is op internet een overweldigende overvloed aanwezig, maar om die informatie te ordenen, te schiften en te beoordelen heeft een leerling kennis nodig en die komt niet vanzelf.
Met betrekking tot lezen heerst vaak hetzelfde misverstand. Grasduinen door alle mogelijke teksten op het web is volstrekt niet hetzelfde als het zorgvuldig lezen van een verhaal of boek.
Literaire teksten trekken de lezer het verhaal in, laten hem kennismaken met de belevingswereld van anderen en doen een beroep op zijn empatisch vermogen. Ze zullen de lezer in staat stellen zelf beelden te vormen bij het gelezene en inspireren hem met een uitgekiende woordkeus en literaire vorm.
Teksten die men op het scherm tegenkomt zijn bijna altijd van een heel ander kaliber.

Onlangs las ik over nog weer een andere benadering: vereenvoudig (wereld)literatuur of bied samenvattingen aan. De leerling zal dan nieuwsgierig worden naar het origineel.

Het spreekt voor zichzelf dat bij dit voorstel mij de rillingen over de rug lopen. Het doet denken aan menig boekenkast in de huizen van generatiegenoten van mijn ouders. Hier stonden keurig in het gelid, voorzien van goudgeletterde keurige banden de vereenvoudigde en ingekorte versies van klassiekers als Moby Dick, Wuthering Heights en Great Expectations. Zij waren speciaal geselecteerd door Reader’s Digest en stelden de lezers in staat mee te praten over deze meesterwerken zonder daar overdreven veel moeite voor te hoeven doen.

Ik vroeg me bij het aanschouwen van deze gemutileerde werken altijd af welke diepgezonken creaturen zich beschikbaar hadden gesteld als literatuurverkrachter.
Ik hoop dat het hun tot het einde der tijden verboden wordt iets anders dan doktersromans te lezen.

Mijn eigen leesgeschiedenis

De discussie roept bij mij herinneringen op aan de leeslessen op de lagere school. We kregen een in bruin papier gekaft schoolboek dat al door heel veel kinderhanden was gegaan en werden geconfronteerd met fragmenten van jeugdboeken.
Er was altijd eerst een inleiding:
Beer Ligthart is door een akelige val blind geworden. Niets kan hij meer zien en dat maakt de wereld ineens heel anders. Beer zal alles opnieuw moeten leren.
Dan vielen we plotseling in het verhaal, bij hoofdstuk 5 of zo, en als we er dan net een beetje in begonnen te komen hield het alweer op en begon weer een ander verhaal.
Ik was hier altijd boos over; waarom konden we niet meer lezen? Ik wilde graag weten wat er precies gebeurd was en vooral: hoe het afliep.

Je zou denken dat ik dan zelf op zoek ging in de bibliotheek, maar dit is nooit bij me opgekomen. Op de een of andere manier heb ik destijds nooit de link gelegd tussen de fragmenten uit mijn schoolboek en de originele boeken. Ik vermoed dat mijn onderwijzer ook nooit dit voor de hand liggende verband heeft gelegd en mij dus ook nooit de goede kant heeft op gewezen.

Ik weet niet meer hoe oud ik was toen ik mijn eerste bibliotheekkaart kreeg, wel dat ik er maximaal gebruik van heb gemaakt.
Onze bibliotheek stond aan de Bos en Lommerweg en ik was er kind aan huis. Er brak een moment aan dat ik alle boeken die bij mijn leeftijdscategorie hoorden had gelezen. Ik kreeg speciale dispensatie, mij werd alvast een gele kaart verstrekt, hoewel ik daar nog geen recht op had. Vanaf dat moment kon ik ook boeken voor jongvolwassenen lenen.
Er was een limiet gesteld aan het aantal boeken dat je per keer mocht meenemen. Vaak stond ik in tweestrijd: welk boek zou ik noodgedwongen achterlaten? Ik bedacht een list en verstopte het boek dat ik niet mee mocht nemen achter andere boeken. Een ander kind zou het dan niet in kunnen pikken en ik zou het dan de volgende keer kunnen lenen. Toen ik later zelf in een bibliotheek werkte ontdekte ik dat ook contemporaine kinderen zich van deze truc bedienden. Ik zette de verborgen boeken meedogenloos weer op hun juiste plek, zoals de bibliothecaressen uit mijn kinderjaren ook gedaan moeten hebben.

Terugdenkend aan mijn leeshonger als kind besef ik dat er een beperkte tijdsperiode is waarin je kritiekloos ondergedompeld kan zijn in steeds weer een nieuw boek. De periode begint als je een beetje vlot kan lezen, dus als je ongeveer 7 jaar bent en komt ten einde als je in de puberteit komt. Je bent dan wat wereldwijzer en accepteert niet meer blind alles wat je voorgeschoteld wordt.

Wat een geweldige, prachtige periode is dat! Ik placht met mijn voeten op de gaskachel te zitten, volslagen in beslag genomen door mijn boek (Pim Pandoer: de schrik van de Imbosch!) dat door mijn moeder uit mijn handen moest worden getrokken om mij naar school te krijgen.


Als ik aan het rondsnuffelen ben in een tweedehandsboekenwinkel krijg ik af en toe weer een boek in handen dat ik destijds verslonden had (Bob Evers!) en dan komt het extatische gevoel weer een beetje terug.  Ik kom in de verleiding het betreffende boek te kopen en te herlezen, maar weet beter. Je kunt de herinneringen beter intact laten.

Mijn ouders besteedden volstrekt geen aandacht aan het soort boeken dat ik las. Ik wist van andere ouders dat die op de leeftijdscategorie letten (mijn vriend Henk kreeg voor zijn verjaardag een boek dat bestemd was voor lezers vanaf 16 jaar; zijn moeder beloofde het hem te geven als hij die leeftijd bereikt zou hebben) of controleerden of er in het kinderboek wel voldoende mens-maatschappij problematiek aan de orde kwam (de hoofdpersoon moest liefst een gehandicapt zoontje zijn van gescheiden lesbische ouders).
Dit was waarschijnlijk de reden dat ik wel alle boeken las van Willy van der Heide, die fout was geweest in de oorlog, maar geen “echte” jeugdliteratuur.

Er kwam natuurlijk een moment dat ik boeken wel degelijk op hun literaire kwaliteit selecteerde dus het is toch nog goed gekomen. Ik las zelfs een heel oud boek: de Max Havelaar.

Ik denk met groot genoegen terug aan alle prachtige boeken die ik gelezen heb en breng nog elke dag menig uurtje lezend door.

Ik gun elk kind de ervaringen die ik zelf heb gehad met het gedrukte woord.

Wees dus heel erg blij als je kind van lezen houdt en maak je vooral niet druk of hij wel de juiste boeken leest.

Dus: lekker buiten spelen en dan heerlijk genieten van een boek!

2 reacties

  1. Ik ben het helemaal met je eens Martin,laat die kinderen lekker buiten spelen en lezen wat ze willen,dan komt het vanzelf goed. Dat heb ik althans zelf ervaren als kind en gezien bij onze kinderen en nu weer bij de kleinkinderen.
    Moesten we overigens ook niet verplicht een of meer studieboeken erbij lenen? Ook dat vond ik geen straf.

  2. Je slaat de spijker op de kop met het advies aan onze jeugd om van de buitenlucht te genieten, wanneer dat mogelijk is, en van lezen een levens gewoonte te maken. Spreek uit ervaring omdat wij altijd buiten waren en wanneer weer binnen, was lezen (na het huiswerk) altijd de belangrijkste bron van ontspanning. Las alles wat los en vast zat en niemand die zich daarmee ging bemoeien. Voor ons verliep dit allemaal heel natuurlijk en tegenwoordig moet je de kinderen en kleinkinderen er aan herinneren omdat ze te veel keuze van ander soort vertier hebben.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.