Racisme

Lang geleden liep ik stage op de Joke Smit Scholengemeenschap in Amsterdam.

Ik gaf les aan volwassenen, de meesten waren niet in Nederland geboren. Er was een deskundigheidsbevorderingsbijeenkomst georganiseerd, ik mocht erbij zijn.

De gastspreker was een medewerker van de Anne Frankstichting. Om de discussie aan te zwengelen begon hij met een aantal confronterende uitspraken, één ervan was deze: jullie zijn je er niet van bewust, maar jullie zijn allemaal racisten.

Ik was erg verbaasd, want ik wist dat mijn collega’s stuk voor stuk enthousiast en zeer professioneel lesgaven aan anderstalige cursisten uit alle delen van de wereld. Het leek mij volslagen onmogelijk dat mensen met racistische ideeën dit werk dag in dag uit met zo’n overtuiging konden doen.

Ik herinner me niet meer precies hoe de inleider zijn stelling onderbouwde. Hij had het erover dat wij allemaal wit waren, dat onze taal wit was en ook de formulering van onze toetsvragen gebaseerd was op een wit wereldbeeld.

In die tijd was het gebruikelijk dat onderliggende structuren werden blootgelegd en mensen zich ervan bewust moesten worden hoe groot cultuurverschillen kunnen zijn.

Het blanke privilege dat oorzaak was van zoveel leed bij niet-blanken moest aan de kaak worden gesteld. De verkondigers van die boodschap waren in die tijd vaak nog roomser dan de paus.

Er is wel het een ander veranderd sinds die dagen, waarin het ineens niet meer politiek correct was om te spreken van gastarbeiders, (later mocht de term allochtoon ook niet meer gebruikt worden) maar de holier than thou-puristen liggen nog steeds op de loer.

Niet lang geleden zagen we hier weer een voorbeeld van in de zwartepietendiscussie: men droeg T-shirts met de weinig genuanceerde uitspraak “Zwarte Piet is racisme”.

Het staat voor mij buiten kijf dat we af moeten van de traditionele zwarte piet. Als mensen last hebben van deze ouderwetse en denigrerende black-face cultuur (die in de meeste landen lang geleden al is afgeschaft) moeten we ermee stoppen. Een feest moet feestelijk zijn en ik weet zeker dat het kinderen geen bal kan schelen als we voortaan regenboog,- of schoorsteenpieten hebben. Ze zullen Sinterklaas nog steeds fantastisch spannend vinden en er vreselijk opgewonden door raken.

Anders ligt het al er een beroep op ons wordt gedaan ons koloniale verleden onder ogen te zien. Beelden moeten worden verwijderd, straatnamen veranderd en in het Rijksmuseum moeten bijschriften worden aangepast.

Van blanken wordt verwacht dat zij zich schuldig voelen aan de verschrikkelijke gevolgen van de slavernij.

Met dit laatste heb ik moeite: ik weet dat er slavenhandel werd bedreven door de Nederlandse VOC en dat Nederland een van de laatste landen was die de slavernij afschaften (1863) maar word toch niet graag afgerekend op de misdaden van mijn verre voorvaderen.

Het is lastig hierover te discussiëren: als je niet oplet word je al gauw in de verkeerde hoek neergezet, alsof je heimelijk toch een racist bent. Om elke schijn te vermijden houd je dus maar je mond, ook als je je ten onrechte beticht voelt van verkeerde gedachten.

In zo’n geval is het prettig de zaak eens vanuit een heel andere invalshoek belicht te zien worden. In de Volkskrant van 2 januari schrijft filosoof Sebastien Valkenberg een krachtig betoog. (Zie het origineel).

Hij stelt dat we ons moeten realiseren dat slavernij al heel lang bestaat en dat iedereen eraan meedeed. De suggestie dat zij uitsluitend samenhangt met het kolonialisme klopt niet.

De echte vraag is hoe het komt dat zo’n ingeburgerd gebruik grotendeels ophield te bestaan. De Europese Verlichting bracht ook op dit gebied vooruitgang.

Als we dan toch op zoek gaan naar de unieke bijdrage van het Westen aan de slavernij… die is erin gelegen dat het de discussie over het voortbestaan ervan heeft geopend.

De docenten op de Joke Smitschool waren in eerste instantie overdonderd door het verwijt van de Anne Frank-man, maar stelden zich al snel waardig teweer tegen de onzin-aantijging.
Ik weet niet meer welke argumenten ze gebruikten, maar herinner me wel dat ik trots op hen was. Hun opstelling was voor mij een inspiratie in mijn verdere onderwijsloopbaan.
Deze confrontatie heeft er wel voor gezorgd dat ik sedertdien een forse hekel heb aan zeloten.

 

Ten slotte twee praktijkervaringen uit het nog niet eens zo verre verleden:

* Toen de kinderen van groep acht geschminkt en verkleed moesten worden als zwarte piet stond de Surinaamse leerlinge erop dat ook zij zwarte verf op haar gezicht zou krijgen en rode lippenstift. Dat gebeurde ook.

* Op de dag van het bezoek van Sinterklaas aan onze school troffen de kinderen ’s ochtends hun klaslokaal in wanorde aan. De Pieten waren die nacht geweest en hadden een cadeautje in ieders laatje gelegd. Maar dom als ze waren hadden ze ook rommel gemaakt en zinnen in krom Nederlands op het bord geschreven. Hier en daar hadden ze zwarte handafdrukken achtergelaten. (Het is de schoonmaker nooit gelukt die weer weg te poetsen).

Ik vond destijds alleen dat laatste een probleem….

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.