De leraar en de arts

Ieder mens komt op een gegeven in de medische molen terecht. Valt in handen van de witgejaste medicijnmannen. Het is me heel lang gelukt hen op afstand te houden, maar een mens wordt ouder en krijgt dus kwalen.

Mijn ervaringen waren tot nu toe niet slecht. Heel af en toe bezocht ik de huisarts, een vriendelijke man en één keer moest ik me overgeven aan een kaakchirurg, die met ongelooflijk veel moeite twee verstandskiezen trok. Het ging hier om een kleine man, die zijn geringe lengte paarde aan een geweldige trekkracht. Ik ben ervan overtuigd dat deze ivoorjager tot aan de dag van vandaag ter compensatie grote mannen te grazen neemt.

Ik lag twee keer kort in het ziekenhuis en ook hier viel er niets te klagen.

Sinds kort kan ik vanuit een participatief standpunt onderzoeken hoe het gesteld is met de medische stand.

We kennen allemaal de verhalen van de lompe, slechtluisterende specialist die echt moet werken aan zijn bedside manners, maar hier ben ik tot nu toe niet op gestuit.

Wel is er sprake van een zekere vorm van sociaal onvermogen. De medici focussen letterlijk op de kwaal en besteden nauwelijks aandacht aan “heel de mensch”.

Ik begin erachter te komen dat ik echt zelf de goede vragen moet stellen, omdat informatie maar zeer mondjesmaat vrijwillig verstrekt wordt.

Ik geloof niet dat er sprake is van onwil of kwalijke bedoelingen, eerder van onhandigheid en een zekere bleu-heid. Waar vroeger de dokter god was en iedereen buigend zijn zegeningen ontving zien we tegenwoordig vaker jonge, goedbedoelende maar wat onzekere types. Het lijkt erop of ze bang zijn een te stellig standpunt in te nemen terwijl de patiënt hier eigenlijk wel op zit te wachten.

Wat natuurlijk ook een rol speelt is de manier waarop een (poli)kliniek is georganiseerd. Specialisten zitten in een klein kamertje op hun telefoon en schieten er af en toe even uit om heel snel naar een patiënt te kijken. De verpleegkundige wordt gevraagd (nooit verordonneerd) enkele handelingen te verrichten (“het lijkt me het beste als we het zo aanpakken”) en voor je je mond hebt kunnen opendoen om een vraag te stellen is hij weer verdwenen. Het is elke keer een andere specialist.

Verpleegkundigen durven helemaal geen antwoord te geven, want die mogen nooit doktertje spelen.

Wat zich nu bij mij manifesteert is beroepsmatige kriebel: we zien aan de ene kant een duidelijke behoefte aan informatie en aan de andere kant kennis. De leraar in mij ziet hier meteen een goede gelegenheid in die kennisleemte te voorzien. Daar ben je immers leraar voor.

Maar artsen en verpleegkundigen zijn geen leraren en ik heb grote moeite daaraan te wennen, niet alleen omdat ik zelf met vragen blijf zitten, maar ook omdat ik me niet kan voorstellen dat je werk leuk kan zijn als je geen uitleg geeft aan de mensen die aan je zorg zijn toevertrouwd. Het moet knap saai zijn om de hele dag alleen maar lichaamsdelen te zien die binnen jouw specialisme vallen en niet te praten met de bezitters ervan.

 

Het kan zijn dat ik het allemaal niet zo goed zie. Misschien gaat men honderduit praten als ik de juiste vragen stel. Misschien hebben ze wel slechte ervaringen met assertieve patiënten of hebben ze het gewoon te druk.

We zullen zien. Ik zal mijn best doen me goed voor te bereiden op mijn volgende bezoek en ben inmiddels toch wel heel erg blij dat we in Nederland zulke fantastische medische faciliteiten hebben.

 

 

 

1 reactie

  1. Je treft wel net de weinig sociaal vaardige artsen…
    Ze bestaan hoor, ik had een cardioloog die genietend vertelde dat hij dit het leukste vond ( toen hij een stent bij me plaatste).
    Maar wij hebben een huisarts die het liefst een ‘ college’ geeft over je klacht en de behandeling daarvan…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.