Bij het doorbladeren van een oud fotoboek stuitte ik op deze mooie opname van mijn vader en mij. Hij is genomen in 1962, ik was toen 7 jaar.
Ik zag er aanleiding in een stukje te schrijven over vader en zoon-activiteiten, en dacht erover als titel te gebruiken: “Wat mijn vader met mij deed”.
Bij nader inzien heb ik die titel maar niet gebruikt, anno 2106 heeft een zinnetje als dit een heel andere connotatie dan ik voor ogen had.
Mijn vader was een druk bezet man, die niet zoveel tijd had voor zijn gezin. Hij werd erg in beslag genomen door zijn werk en had vrij traditionele opvattingen over de taken van man en vrouw: de een was kostwinner en de andere zorgde voor de opvoeding.
Hij was een verstokt toerist en nam ons mee op verre reizen in de Volkswagen en later de Ford Taunus. Het was voor ons geen onverdeeld genoegen de hele dag dicht op elkaar gepakt in de warme auto te moeten zitten, ik vermoed dat wij meer zouden hebben genoten van het strand van Zandvoort dan van het paleis van keizer Diocletianus. Maar inspraak bestond toen nog niet.
Gelukkig organiseerde mijn vader regelmatig uitstapjes met mij, waar ik heel erg van genoot. Het was mannen onder elkaar en we hielden ons ook bezig met mannendingen.
Soms gingen een eindje fietsen en eindigden dan bij het sluisje: twee houten deuren hielden het water tegen. Ze konden geopend worden door aan een groot rad te draaien. Twee lange witte palen waren met kettingen aan de deuren verbonden. Ik heb nooit goed begrepen wat hun functie was. We gingen op een bankje zitten en praatten wat, daarna fietsten we weer naar huis.
Soms ging de expeditie wat verder: mijn vader nam me mee naar een stukje wilde natuur aan de waterkant, waar ik een vuurtje mocht stoken van takken die we verzameld hadden. Thuis in Amsterdam was daar niet voldoende gelegenheid voor. We sneden riet en mijn vader maakte hier pijlen van die ik met mijn boog kon afschieten.
Ik bewonderde de simpele maar doeltreffende manier waarop mijn vader van de stengels pijlen maakte die geschikt waren voor mijn boog: twee snelle sneden met zijn zakmes creëerden een V-vorm waarin de pees van mijn boog precies paste.
Van zijn werk had mijn vader een kartonnen koker meegenomen, waar een affiche in had gezeten. Hier gingen mijn pijlen in.
Mijn vader is opgegroeid op het Friese platteland. Hij ging vissen met zijn vrienden, ze bakten hun vangst zelf op een vuurtje. Dit beeld sprak me erg aan, maar het is hem niet gelukt een visser van mij te maken: ik vond het doodeng als ik beet had en durfde de vis niet aan te pakken. Ik zie nog mijn vaders vaardige handen die in een snelle beweging het haakje uit de bek van de vis trokken. Die ging weer terug in het water. Ik bevestigde een nieuw bolletje klef brood aan mijn haakje en hoopte dat de vissen niet zouden bijten.
Ik houd nog steeds niet van vis.
Ik had leren zwemmen in het Sportfondsenbad, als ik met mijn vader ging zwemmen gingen we naar het veel mooiere Zuiderbad bij het Rijksmuseum. Ik verbeeldde me dat ik de enige was die wist dat je je kon verstoppen achter het watergordijn van de waterval.
Ik durfde alleen in een verkleedhokje, maar haastte me met aankleden en was opgelucht als ik mijn vader zag staan wachten. Hij kamde mijn natte haren, iets wat ik zelf nooit deed.
Soms mocht ik op een zaterdag mee naar zijn werk. Mij vader werkte op een school aan de Plantage Middenlaan. De school was verlaten, ik vermaakte mij alleen in de gymzaal, mocht een roze koek uit de kantine halen en mijn stem via de geluidsinstallatie door de school laten schallen.
Met het zoontje van de conciërge ging ik naar Het Waterlooplein, ik kreeg een rijksdaalder mee om wat te kopen. Na eindeloos delibereren kocht ik een doosje met een gros kroonpennetjes. Wat ik met 144 kroonpennetjes moest doen wist ik niet, maar het doosje woog zo lekker zwaar en ze lagen zo prachtig ruggetje aan ruggetje in het gelid.
Ik kan me niet herinneren dat we ooit echt uit eten gingen, als er iets te vieren was ging het gezin patat eten bij snackbar Marja in de Jan Evertsenstraat. Ik keek gebiologeerd naar de eigenaar die grote geschilde aardappelen rechtop in een apparaat zette waarna hij met veel kracht een hendel omlaag bewoog. Er kwamen frieten onderuit die in een plastic bak vielen.
We kregen onze frites op een schoteltje met een kwak mayonaise. We vonden het een fantastische traktatie.
Mijn vader is in 1994 overleden.
Prachtige vader en zoon foto, Martin. Dat doet mij denken aan een herinnering die ik heb. Wij woonden aan de zee. Zondag was wandeldag: op het strand of in de duinen. Ik herinner mij een middag waarop ik net zo liep met mijn vader als jij op de foto. Lekker warm en geborgen op het koude strand. Helaas zonder foto! Groet Guurtje
Mooi geschreven, Mart!
En bijzonder om te ontdekken dat we, alhoewel we dezelfde vader hebben, toch andere herinneringen hebben soms.
En zoals hij met jou “mannendingen” deed deed hij met mij af en toe ( want inderdaad, hij had het altijd druk) vader-dochterdingen, zoals met me koffiedrinken op een terrasje..
En ja, snackbar Marja…
Er is een Facebooksite voor Amsterdammers, en daar komt Marja regelmatig voorbij. Het was een begrip in Amsterdam!
Ik heb begrepen dat de zaak vrij kort geleden opgeheven is…
Hallo Atie,
Als jij de dochter bent van Jelle Minnema en Tanny de Groot,
zou je dan contact met mij willen opnemen?
Als jij degene bent die ik zoek, heb je ook nog een zus Bertien en een overleden broertje Hans.
Nogmaals: als jij degene bent die ik zoek hebben jullie in de zomer van 1956 bij ons gelogeerd in Scheveningen, Martin was toen een baby.
Ik hoop dat ik de juiste Atie Minnema heb gevonden, maar het kan haast niet anders, want ik herken je vader van de foto.
De reden dat ik naar je op zoek ben gegaan is dat ik gisteren een brief tegenkwam uit 1990 die je moeder mij geschreven heeft bij het overlijden van mijn moeder( tante Jeane) .
Hopelijk reageer je !
Met vriendelijke groet, Nel