Zoeken langs de vloedlijn
Mijn vader zat in het onderwijs en had dus lange vakanties. Hij nam ons mee naar verre landen. Daar liepen we langs het strand, de ogen gericht op de vloedlijn en zochten naar haaientanden en drijfglas.
Wat een spannende bezigheid: soms een kwartier niets en dan ineens twee vlak achter elkaar.
We vonden geen grote haaientanden, alleen kleintjes, die volgens ons helemaal achteraan in de immense muil van een gevaarlijke haai hadden gezeten. We griezelden bij de gedachte dat zo’n gevaarlijk dier onder je omhoog zou komen terwijl je lekker aan het zwemmen was. Hij kon je in één hap verslinden. Toch hadden de film Jaws nog niet gezien, die kwam pas in 1975 uit.
We stopten de haaientanden in een lapje dat we met een touwtje dichtbonden. Het was een amulet dat we net als de Indianen om onze nek droegen, het beschermde ons tegen ongelukken.
Nog mooier dan tandjes was drijfglas. We gaven deze naam aan de kleine scherfjes glas die lange tijd in zee hadden gelegen en door het zand geschuurd waren. Ze hadden een mat oppervlak, maar niet als we ze nat maakten! Dan kwam hun kleur (vaak groen of bruin) helemaal terug.
Heel soms vond je een blauw stukje, of een rood. Dat was de hoofdprijs.
Zonder erg legden we zo kilometers af, aan het eind van de dag was onze rug verbrand. We stopten de stukjes in een leeg potje met water, en zorgden dat het zonlicht erop viel. Dan was het net een verzameling edelstenen.