Lang geleden hadden we werkweek op Terschelling. Onze biologieleraar was een groot voorstander van veldonderzoek, dus wij kregen de opdracht op enkele plekken in het veld met lint een vierkant van 50 bij 50 cm uit te zetten.
Dit vierkant moesten we vervolgens nauwgezet in kaart brengen: bodemgesteldheid, temperatuur, flora en fauna.
We dachten dat dit een fluitje van een cent was: wat kan je nu helemaal aantreffen op een kwart vierkante meter?
Het viel zwaar tegen. Voor één medestudent was het experiment al snel afgelopen. Hij duwde de meegebrachte glazen thermometer krachtig de bodem in maar had zich niet gerealiseerd dat het instrument uiterst breekbaar was. Hij moest met spoed naar de plaatselijke huisarts gebracht worden, die zes hechtingen aanbracht.
De kleine beestjes die ik met veel moeite ving liepen steeds weg, sommige had ik iets te grof motorisch behandeld, ik kwam erachter dat ze in platte toestand een stuk moeilijker te herkennen waren.
Nog moeilijker had ik het met de enorme variëteit aan grasjes en plantjes.
Het was de bedoeling dat we met behulp van de meegebrachte vuistdikke flora middels een proces van elimineren en determineren elke plantje zouden benoemen.
Mijn opzoekwerk (“Heeft het plantje harige bladeren?”) leverde iedere keer niets op. Ik wist wel dat er bij mijn determinatie waarbij ik uitkwam op een uiterst zeldzaam orchidee-type dat uitsluitend in de donkere oerwouden van het Amazonegebied voorkwam waarschijnlijk iets fout was gegaan.
Ik kreeg geen voldoende voor mijn verslag.
Andere biologische experimenten tijdens deze werkweek, vooral die welke gebaseerd waren op de theorie over de menselijke voortplanting, liepen gelukkig beter af. Een antropoloog zou een interessante studie hebben kunnen maken van de omzichtige bewegingen van studenten die zich van de ene naar de andere tent spoedden. Geluidsopnamen (het open- en daarna weer dichtritsen van tentopeningen en de gesmoorde vloeken van mensen die over scheerlijnen struikelen) zouden een mooie aanvulling zijn geweest op het theoretisch kader van het onderzoek.
Mijn herinnering aan deze werkweek werd wakker gemaakt toen ik het stukje pioniersvegetatie in onze achtertuin aanschouwde.
Ik schreef hier al eerder over, beunhazende stratenmakers hadden de grond niet goed aangetrild, waardoor er een verzakking was ontstaan op de plaats waar vroeger een boompje had gestaan. Op de stenen had zich stuifzand en stof verzameld, waarin kleine plantjes konden wortelen.
Ook hier had de lente zich met kracht aangediend!
De plantjes zijn groot geworden en ik tel al minstens zeven verschillende soorten. Gelukkig hoef ik mijn determinatieboek er niet bij te halen, ik laat de natuur haar gang gaan en verwonder mij over dit geweldige staaltje groeikracht.
Jaaaa. Geweldig. Ook in de potjes op mijn balcon allerlei groeier. Erg leuk!
Leuk!
Groeisels