Een goed gesprek

Ik leef op gespannen voet met het gesprek.

Al heel lang geleden kwam ik tot de conclusie dat iemand die zegt een heel goed gesprek te hebben gehad eigenlijk bedoelt dat hij heel veel heeft kunnen praten (en dat de ander niet in slaap viel).

Het gesprek wordt nogal eens overschat. Enkele observaties:
  • Mensen praten geanimeerd met elkaar, maar het onderwerp wisselt voortdurend. Tegen de tijd dat ik mijn bijdrage wil leveren zijn we al vier onderwerpen verder.
  • Hieraan ligt ten grondslag dat veel mensen zuiver associatief deelnemen, waarbij de focus niet zelden in het hoogstpersoonlijke vlak ligt: “Hebben jullie vakantieplannen?” Nog voor ik kan antwoorden brandt de vragensteller als los over zijn geplande trip naar Thailand.
  • Heel vaak kunnen mensen niet to the point komen. Zij kunnen nauwelijks verschil maken tussen hoofd- en bijzaken en hebben het idee dat hun verhaal niet helder overkomt als ze verzuimen elk aanhangend detail te vermelden.
  • Dit hangt samen met de neiging tot meanderen: “Laatst liep ik in de Kalverstraat omdat ik een cadeautje voor een vriendin wilde kopen, die zwanger is van een tweeling. Ze heeft al drie kinderen, maar haar man is niet zo erg gelukkig omdat hij recent ontslagen is. “
  • Deze aandoening is op zich al ergerlijk, maar het wordt nog storender als er een interessewekkend statement aan vooraf gegaan is: “Ik zag laatst iets vreselijks. Ik liep in de Kalverstraat….” Als je dan na vijf minuten vraagt wat er nu voor vreselijks was gebeurd begrijpt de spreker óf niet waar je het over hebt, óf houdt je aan het lijntje met “Daar kom ik zo op”.
  • Je loopt af en toe ook aan tegen iemand die in de veronderstelling verkeert een gesprek met je te hebben, maar eigenlijk bezig is een college te geven.
Op vergaderingen wordt ook veel gesproken.
  • Ook hier veel kommer en kwel. Een gedisciplineerd vergaderaar vraagt zich iedere keer voordat hij zijn mond opendoet of zijn inbreng terzake is (hoort het bij het vigerende agendapunt?), of het punt niet al eerder door een ander is ingebracht en of het werkelijk nodig is dat alle deelnemers aan de vergadering  zijn bijdrage op dat moment horen.
En dan is er de telefoon.
  • Deze uitvinding, die zoals iedereen weet gedaan is om mensen in staat te stellen snel en kordaat afspraken te maken, wordt verschrikkelijk misbruikt. Ik krijg heel vaak een rood oor omdat iemand aan de andere kant van de lijn zich niet realiseert dat het helemaal niet leuk is om eindeloos via elektronische weg te communiceren. Je kunt elkaar niet zien, niet aanraken en mist alle body-language.
Bestaat een goed gesprek niet?
  • Gelukkig wel. Er gaat niets boven een plezierig samenzijn, als de gesprekken een vloeiend verloop kennen, als er ook pauzes mogen vallen en als de deelnemers een beetje nadenken voor ze hun mond opendoen.
Ten slotte:

Ik meen steeds vaker een nieuwe trend waar te nemen. Mensen doorspekken hun betoog met het tussenwerpsel “of zo”.

“Ze waren de hele dag aan het volleyballen of zo.”

De spreker wil kennelijk niet al te stellig overkomen, maar het effect is dat je als luisteraar niet weet wat je ermee aan moet: betekenen de laatste twee woorden dat de observant slechtziend is, dat hij wel beweging zag maar er op gokt dat dit in het kader van het balspel was? Of kan hij verschillende sporten niet uit elkaar houden?
Of is de range nog breder? Dat er sprake was van een activiteit, maar dat eigenlijk volstrekt onduidelijk is waaruit die bestond. Kantklossen? Miniatuurfotografie?

 

Weg ermee. Bijt op je tong als je jezelf betrapt op het gebruik van deze vreselijke woordjes of spoel je mond uit met zeep.

Goed nadenken bij wat je zegt en helder formuleren.

Dan komt de wereldvrede in zicht.

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.